klik op de witte balken om een nieuw blad te openen
Persoonlijke voornaamwoorden
Je hebt twee soorten persoonlijke voornaamwoorden
1. als onderwerp van de zin
I wrote it, He painted his house, We visited them
2. als lijdend of meewerkend voorwerp (later in de zin)
My uncle gave me a watch, She kissed him
let op: I is ALTIJD met een hoofdletter
als onderwerp
I (ik))
You (jij,u)
He, she, it (hij,zij,het)
We (wij)
You (jullie)
They (ze)
als lijdend of meewerkend voorwerp
me (mij,me) My mother gave it to me
you (je, jou, u) My mother gave it to you
him, her, it (hem, haar, het) My mother gave it to him/her, You mustn't eat it
us( ons) My mother gave it to us
you (jullie) My mother gave it to you
them (ze, hen) My mother gave it to them
exercises